Dit weblog is een iets uitgebreide versie van het beleidsstuk (Het Jazzmanifest) dat ik voor de Beroepsvereniging van Improviserende Musici (BIM) schreef. Aanleiding was een aantal artikelen die in 2005 in Vrij Nederland en de Volkskrant over jazzclubs en het jazzcircuit in Nederland werden gepubliceerd. Daarin werd naar mijn mening de ontwikkeling van de gesubsidieerde jazzsector eenzijdig belicht. Ook voor het zich steeds vernieuwende BIMbestuur vond ik het noodzakelijk de gebeurtenissen eens op een rijtje te zetten. Daarnaast ben ik op persoonlijke titel (maar wel met het profiel van oud-BIM voorzitter) een briefwisseling met het het Ministerie van OC&W gestart. Zoals in het beleidsstuk te lezen is, kun je grote vraagtekens zetten bij het door OC&W en andere instanties gevoerde beleid.
Buikriemjaar
Het begon met de manipulaties om de Stichting Jazz en geïmproviseerde muziek In Nederland (SJIN) op heffen. Met de reorganisatie van het orkestenbestel door de commissie Sutherland halfverwege de jaren '80, zou de SJIN jaarlijks fl 6 ton meer krijgen. Maar dit is nooit gebeurd. De druk op het SJIN budget nam steeds meer toe. Daar kwam nog de aanwas van nieuwe generaties musici (die hun plekje opeisten) bij. De SJIN kwam in een neerwaartse spiraal terecht: imagoproblemen werden breed in de kranten uitgemeten. Bovendien verloor de nieuwe SJIN-directie de controle over de budgetten (waarschijnlijk bewust), zodat er tekorten ontstonden en de redenen voor opheffing gevonden waren. Halverwege 1996 werd een zogenaamd "buikriemjaar" afgekondigd: de concerten voor de rest van dat jaar moesten maar voor de helft van het subsidiebedrag plaats vinden. Daarmee werden gemaakte afspraken tussen podia en musici van tafel geveegd. De BIM protesteerde: malversaties binnen de SJIN mogen niet derden (musici en podia) treffen. Ingrijpen van staatssecretaris Nuis was noodzakelijk om de schade te beperken. Maar het opheffen van de SJIN werd Nuis zo wel makkelijk gemaakt: per 1997 ging toch een nieuw Kunstenplan in, waarbij de rol van de SJIN was uitgespeeld ...
Staatssecretarissen
Het was Nuis echter niet te doen om verbetering van de situatie: het bleek onmogelijk hem uit te leggen dat de SJIN overwegend concertsubsidies verstrekte. Hij bleef star van mening dat de SJIN "ensembles in stand houdt". De subsidie moest nu via Muziek en Theater Netwerk (MTN) naar de podia stromen. Geen "aanbodsubsidies", maar "afnamesubsidies". Halverwege de negentiger jaren was het subsidiëren van het aanbod en "instandhouding" opeens 'not done'. Wel vreemd dat nu, vanaf 2009, een basisinfrastructuur in het cultuurbeleid wordt geïntroduceerd, waarbij volop sprake is van instandhouding van instituties die al jaren werkzaam zijn, zoals bijvoorbeeld het Concertgebouworkest en het Rijksmuseum. Nu zijn aanbodsubsidie en instandhouding dus wel weer OK? Wat een beleidsmatig gezwalk!
Verder werd in 1997 tegen het BIMbestuur gezegd: "we kunnen niet meer al die piepkleine podia blijven subsidiëren, dat is buiten proportie. We willen er naar toe dat pas bij 100 bezoekers gemiddeld per concert rijkssubsidie mogelijk van toepassing is". Welnu: kijk dan eens naar wat de klassieke muzieksector aan subsidies krijgt: het Rijk doneert de symfonieorkesten alleen al zo'n 68 miljoen per jaar en daar komt dan nog provinciaal en gemeentelijk geld bij. Het Brabants Orkest krijgt van het Rijk alleen al 5 miljoen, dat is nog meer dan de gehele Nederlandse jazzsector bij elkaar. Op een toegangkaartje in het Concertgebouw zit vele malen meer subsidie dan op de entree in het BIMhuis. Hoezo "proporties"? Hoezo "een divers cultureel beleid"? Hoezo "spreiding"? Zo inconsequent, willekeurig en inconsistent als de pest! Enfin; Nuis halveerde het podiumbestand en de concertsubsidies. De mogelijkheden voor acquisitie van musici werden navenant slechter.
Staatssecretaris Van der Ploeg richtte het FPPM op, waarbij de programmering van kleinschalige podia in een vacuüm kwam. Erger was nog dat Van der Ploeg het jazzbeleid maar even helemaal vergeten was, de kleine podia deden hun aanvragen keurig, maar werden steeds op procedurele gronden afgewezen. Intussen vonden er geen concerten plaats. Pas toen het FPPM zelf de lacune benoemde en uit eigen beweging een subsidieregeling verzon, konden de kleine podia ook weer ergens terecht. Maar nog steeds is deze regeling tijdelijk, een structurele oplossing is nog steeds niet gevonden. Bij de opvolger per 2009 (het NFPK+) dreigt hetzelfde te gebeuren: de rijksoverheid vindt dat de programmering op de podia gefinancierd moet worden door de gemeenten. Maar die doen niks voor de jazz. Zo wijzen deze overheden naar elkaar en belijden alleen met woorden de "cultuur te stimuleren". Wat een mentaliteit! Karakterloosheid van goedbetaalde ambtenaren.
Dat laatste kan ook gezegd worden over het beleid van staatssecretaris Medy van der Laan. Gevraagd naar haar politieke keuzen en beleid (of het gebrek eraan) laat zij weten dat zij niet in staat is het bedrag te noemen dat haar ministerie uitgeeft aan jazzmuziek. Terwijl ze van de door haar gesubsidieerde instellingen gedetailleerde verslagen eist. Cultural governance, maar dat geldt dan niet voor jezelf? Wat een zelfdiskwalificatie en onprofessionele suffigheid! Ook vond ze het niet noodzakelijk budgetten te "oormerken". Toen ik vervolgens vroeg hoe het dan zat (zit) met het Nederlands Popmuziek (subsidie)Plan, zweeg ze in alle talen. En ook nog: in haar eigen beleidsnota zegt ze niet meer te willen uitgaan van "wat hebben we ervoor over?, maar "wat kost het". Nou, dat geeft de BIM dus aan. Doe er je voordeel mee. Zoveel kost het niet.
En mijn laatste brief in de correspondentie met OC&W werd beantwoord door minister Ronald Plasterk. Ook dat was weer een mooi staaltje van ontwijking en het afwijzen van verantwoordelijkheid. Zo houdt hij alle inconsequenties in stand. Op de zinsnede "De meeste professionele Nederlandse musici werken nu vooral niet in Nederland" in het BIMbeleidsstuk reageert Plasterk enthousiast: "een mooie zaak dat wij over de landsgrenzen zoveel erkenning ontmoeten". Tja, binnenslands is die er dus niet. Dan maar weer reissubsidies aanvragen om toch met dit werk je brood te verdienen. Maar hoe efficient is dat dan? Als je in eigen land kunt werken zijn al die extra (reis)subsidies toch niet meer nodig?
Om over staatssecretaris
Zijlstra maar te zwijgen, die zijn eigen beleidsterrein aanviel op het systeem
van de ‘peerreview’ in de
kunstcommissies bij fondsen. In de financiële wereld is het normaal, ook al
begint het daar enigszins te wiebelen. Maar waarom achteraf zulke macho-taal en
geen hervormende daadkracht, behalve de geldkraan nog weer verder dicht te
draaien? De huidige anti-kunst gerichte publieke opinie was blijkbaar
belangrijker dan zijn eigen competentie. [toegevoegd: oktober 2016]
Sectoroverleg
In 2005 zijn het FPPM, de NTB, de Dutch Jazzconnection, de Jazzorganisatie en de BIM om de tafel gaan zitten om naar verbetering in de situatie te zoeken. Uiteindelijk zijn het de vrijwilligers van de BIM geweest die een Jazzmanifest in elkaar hebben gedraaid; de gesubsidieerde organisaties waren teveel met zichzelf bezig om een zinnig woord over de toestand van de jazzpodia en -musici op papier te krijgen. Hun gedwongen fusie was blijkbaar te bedreigend voor de eigen werkgelegenheid en nam alle aandacht in beslag om zich bezig te houden met anderen. Wat mij betreft kun je de jazzafdelingen van de nieuwe fusie (het Muziekcentrum Nederland) zo in de prullenbak gooien: daar hoeven jazzmusici niet veel van te verwachten. Overlegje hier, buitenlands congresje daar: heerlijk!
Alleen woorden, geen daden...
In november 2005 publiceerde OC&W het rapport “Bestel in beeld”. Daarin werd het hoofddoel van het beleid van het ministerie geformuleerd: “het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen; hij laat zich daarbij leiden door overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid”.
Mooie, lege woorden ... nihilistischer proza vindt je niet ...
Of gaat het dan toch echt nergens om?
[28 juni 2008]